Bewaker en scheidsrechter

Als bewaker en scheidsrechter speelt de FOD Financiën een primordiale rol in de juiste en rechtvaardige behandeling van alle belastingplichtigen. Gerichte controles, de strijd tegen namaak en de installatie van een nieuw geregistreerd kassasysteem in de horeca zijn enkele voorbeelden. Ook intern speelt de FOD Financiën voor scheidsrechter door zijn informaticanetwerk te beschermen tegen aanvallen.

U vindt alle markante feiten van 2012 voor dit thema in het navigatiemenu bovenaan de pagina.

Nieuwe benadering van de fiscale controle

De efficiëntie aanzienlijk verhogen is een van de doelstellingen die de Algemene Administratie van de Fiscaliteit heeft bepaald in haar strategisch plan 2012-2017. Dat wil ze concreet bereiken door de compliance te bevorderen en de controles te optimaliseren, met de garantie van een gelijke behandeling voor alle belastingplichtigen die zich in gelijkaardige situaties bevinden.

Hogere compliance

De verplichting tot aangifte vergemakkelijkt

Om de compliance te verhogen, wil Fiscaliteit de verplichting tot aangifte vergemakkelijken door externe gegevens te verzamelen en vooraf elektronisch in te vullen. Dat maakt het mogelijk om meer Voorstellen van Vereenvoudigde Aangifte (VVA) te versturen en de aangiften in Tax-on-web zoveel mogelijk vooraf in te vullen.

Nultolerantie voor niet-aangevers

Verder voert Fiscaliteit enerzijds geleidelijk een nultolerantie in voor de belastingplichtigen die hun verplichting tot aangifte niet (correct) nakomen en gaat ze dit anderzijds preventief aanpakken.

Op het vlak van de nultolerantie streeft ze naar de harmonisering van de werkmethoden zoveel mogelijk digitaal en automatisch, voor de behandeling van de niet-aangevers.

Met dat doel werden er in 2012 acties gestart en/of ingevoerd:

  • de herziening van het proces waarmee de niet-aangevers moeten worden behandeld werd aangevat
  • herinneringsbrieven automatisch werden verstuurd naar de belastingplichtigen die hun aangifte niet tijdig hadden ingediend om hen ertoe aan te zetten hun situatie zo snel mogelijk recht te zetten
  • aanslagen van ambtswege werden gevestigd voor de belastingplichtigen-niet-aangevers
  • de automatische verzending van boeteberichten in de personenbelasting (operationeel in 2013) werd voorbereid

Bovendien werkt Fiscaliteit, in overeenstemming met de ministeriële en parlementaire instanties, aan wetswijzigingen om onder andere de doelstellingen voor de nultolerantie te kunnen realiseren.

Preventieve aanpak

Bepaalde controleacties werden in 2012 proactief aangekondigd aan de belastingplichtigen via de website van de FOD Financiën. De resultaten van deze acties worden gedetailleerd beschreven in het Cijfers jaarverslag. Fiscaliteit verbindt zich er ook toe om CRM-acties (Citizen Relationship Management) te organiseren om bepaalde doelgroepen te herinneren aan hun rechten en plichten (bijvoorbeeld met betrekking tot vruchtgebruik of meerwaarden op onroerende goederen) om de naleving daarvan later te controleren.

Optimalisering van de fiscale controle

Fiscaliteit wil haar controlebeleid nog meer optimaliseren. Daarom zal ze meer investeren in performant risicobeheer. Dat moet leiden tot een meer gerichte fiscale controle.

Om tegen 2017 de strategische doelstelling van 80% gerichte controles te bereiken via een centrale selectie op basis van het risicoprofiel, heeft Fiscaliteit in 2012 een meerjarencontroleplan opgesteld.
Op basis van dit meerjarenplan werd het controleplan 2012 opgemaakt, rekening houdend met de beschikbare medewerkers in de operationele diensten, de strategische prioriteiten en de actualiteit. Concreet werden 28 thematische en/of sectoriële controleacties uitgevoerd voor 82.048 centraal geselecteerde dossiers, altijd op basis van een risicoprofiel.

Fiscaliteit wil garanderen dat de belastingplichtigen die eenzelfde risicoprofiel vertonen evenveel kans hebben om te worden gecontroleerd, en dat voor eenzelfde type controle altijd een identieke benadering en dezelfde sancties worden toegepast. In die context werden maatregelen genomen om te vermijden dat dossiers niet worden geselecteerd door een gebrek aan controlecapaciteit in de operationele diensten. Om een gelijke behandeling te kunnen garanderen, werd voor elke actie bovendien een nauwkeurige controleaanpak en een te respecteren duur opgegeven.

De wereld evolueert. Het fiscaal onderzoeksinstrumentarium ook

Over een eerlijke fiscaliteit waken vraagt de inzet van efficiënte onderzoeksmiddelen. In deze snel veranderende wereld is het actueel houden van dat onderzoeksinstrumentarium dan ook cruciaal. Een constante evaluatie en aanpassing ervan moet een uniforme, objectieve en continue aanpak van fiscale fraude garanderen.

Tot dat onderzoeksinstrumentarium behoort ook het bankonderzoek: een medewerker van de Algemene Administratie van de Bijzondere Belastinginspectie (BBI) vraagt aan een bank inzage in de bankrekening(en) van een persoon of onderneming. Dit moet een correcte taxatie toelaten, wanneer de belastingplichtige dit bemoeilijkt.

Het bankonderzoek kan betrekking hebben op zowel directe als indirecte belastingen. Naargelang de materie, verloopt het onderzoek ietwat anders.

Voor de inkomstenbelastingen bleek het instrument niet langer slagvaardig. Daarom werd de regelgeving in juli 2011 versoepeld. De BBI doet sindsdien vaker een beroep op het bankonderzoek.

Door een aantal mediagevoelige dossiers sprong dat in 2012 nogal in het oog. Men kreeg de indruk dat ‘de fiscus’ over ieders schouder meekeek en massaal inzage van persoonlijke bankrekeningen vroeg. Maar klopt dit ook?

An Deconinck

Eerste attaché CA, BBI

Door de wereldwijde economische crisis breidde deze tendens zich uit tot de strijd tegen fiscale fraude.

Wat was de aanleiding voor aanpassing van de regelgeving?

A.D.: De aanpassing kadert in de internationale en meer bepaald de Europese evolutie van de laatste jaren. Na 11 september 2001 kwam een tendens op gang naar een vlottere uitwisseling van bankgegevens dankzij een duidelijk kader. Het moest de strijd tegen het terrorisme efficiënter maken.

Door de wereldwijde economische crisis breidde deze tendens zich uit tot de strijd tegen fiscale fraude. In die internationale context bleek het niet langer houdbaar bankgegevens van de burger af te schermen.

Voor de BBI moest het onderzoekskader worden verruimd.

Hoe ziet dat kader eruit? Kan de BBI naar goeddunken bankgegevens opvragen?

A.D.:Absoluut niet. Dat kan slechts in een beperkt aantal situaties.

Ten eerste als een partnerland een gemotiveerd verzoek daartoe indient. Dat is dan een gegevensuitwisseling die geen gebruik uitmaakt voor eigen onderzoeksdossiers.

Tweede geval: het eigen onderzoek waarbij de BBI ofwel beschikt over hetzij duidelijke aanwijzigingen van fraude, hetzij over voldoende elementen om over te gaan tot een indiciaire taxatie. Dat houdt in dat de taxatieambtenaar de aangegeven inkomsten gaat rechtzetten in functie van de bekende uitgaven.

Hoe gaat zo’n bankonderzoek in zijn werk?

A.D.: Eerst krijgt de belastingplichtige de kans om de bankgegevens zelf te verstrekken. De BBI stuurt een schriftelijk verzoek en licht toe over welke gegevens ze al beschikt om die vraag te rechtvaardigen. Daarbij wijst de BBI eropdat die gegevens ze zelf die zal opvragen als geen gevolg aan het verzoek wordt gegeven.

Een bankonderzoek is een zeer strikt geregelde procedure: elke aanvraag wordt getoetst en goedgekeurd door een gewestelijk directeur. Het is dus onmogelijk om zonder enige aanleiding de bankgegevens van om het even wie te gaan raadplegen.

Het doel is steeds hetzelfde: verdoken inkomsten achterhalen zodat de fiscale toestand van de betrokkene kan worden geregulariseerd.

Begrijpt u de reacties in de media waardoor soms de indruk ontstaat dat de ‘fiscus’ ‘zomaar’ in iemands rekening gaat kijken?

A.D.: Ja en nee. De onderzoeken van de BBI zijn natuurlijk vaak mediagevoelig. Het is niet altijd evident om de gebruikte onderzoeksdaden in de juiste context te plaatsen.

Zeker niet als men de onderzoeksdaad cijfermatig gaat bekijken: dan is er een enorm verschil enorm met vorig jaar: van 135 bankonderzoeken in 2011 naar 652 in 2012. Dat oogt natuurlijk indrukwekkend.

Maar men mag niet vergeten hoe sterk dossier-gerelateerd deze cijfers zijn. Hoe complexer het dossier, en hoe meer betrokken partijen, hoe groter de kans op een groot aantal bankonderzoeken.

Iemand die niets te verbergen heeft, hoeft zich dus geen zorgen te maken?

A.D.: Inderdaad. Bovendien heeft het Grondwettelijk Hof zich al uitgesproken over het gebruik van dit onderzoeksmiddel: de balans tussen recht op privacy en het recht van onderzoek is zeer goed afgebakend.

Douane zet haar strijd tegen namaak verder

De Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen en de International Chamber of Commerce (ICC Belgium) hebben samen de Stichting Neen aan namaak en piraterij (NANAC) opgericht.
Om de impact van het probleem ‘namaak’ op een meer concrete wijze te kaderen, heeft de Stichting op 4 december 2012 een ‘Staten-Generaal in de strijd tegen namaak’ georganiseerd: een groot debat tussen vertegenwoordigers van de private sector en de hoofdacteurs in de strijd tegen namaak vanuit de publieke sector.

De handel in namaak heeft nefaste gevolgen voor onze economie en voor de overheid. Het heeft een negatieve invloed op onze tewerkstelling en kan heel gevaarlijk worden wanneer het om medicijnen of motoronderdelen van een wagen of vliegtuig gaat. Om deze redenen blijft de strijd tegen namaak noodzakelijk.

Op 4 december 2012 organiseerde de Stichting de ‘Staten-Generaal in de strijd tegen namaak’ georganiseerd om mogelijke actiepunten en de middelen daarvoor te bepalen.

Specialisten hebben zich uitgesproken

Na een uiteenzetting over het probleem ‘namaak’ op internationaal niveau door Jeffrey Hardy (Business Action to stop Counterfeiting and Piracy) en op Belgisch niveau door Tony Vandeputte (ICC Belgium), werden de experts uitgenodigd om het woord te nemen. Vragen waren onder meer: beschikken wij over middelen om intellectuele rechten te beschermen?, wat moeten we doen om namaak via het internet te bestrijden?; hebben de samenwerkingsakkoorden met Douane en Accijnzen een meerwaarde?; zijn de nieuwe technieken voor ‘track and trace’ operationeel?; wat doet een koepelorganisatie om zijn leden te helpen in de strijd tegen namaak en piraterij?

Conclusies voor 2013

Noël Colpin, Administrateur-generaal van de Douane en Accijnzen en vicevoorzitter van de Stichting Neen aan namaak en piraterij sloot het debat af met de actiepunten voor 2013:

  • de bedrijven en de bevolking informeren over de mogelijkheden die bestaan om namaak te bestrijden
  • een permanente relatie met de private en publieke partners onderhouden
  • de zichtbaarheid van de Stichting verbeteren
  • sensibiliseringscampagnes voor de bevolking organiseren

Samenwerking tussen FOD Financiën en RVA

In 2009 hebben medewerkers van de FOD Financiën, de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) en de Kruispuntbank Sociale Zekerheid (KSZ) een werkgroep gevormd. Het doel daarvan was een geautomatiseerde uitwisseling van persoonsgegevens ter bestrijding van fraude door dienstenchequebedrijven. Die uitwisseling is sinds juni 2012 een feit.

Het aanvankelijke doel van het project was een antwoord te vinden voor verschillende behoeften, zoals die om gegevens uit te wisselen tussen de verschillende administraties in het kader van de coördinatie van de strijd tegen de fiscale en sociale fraude.

Volgens de Wet tot bevordering van buurtdiensten en –banen van 20 juli 2001 moeten de ondernemingen immers voldoen aan bepaalde voorwaarden om hun erkenning te krijgen of te behouden (onder meer geen achterstallige belastingen schuldig zijn aan de FOD Financiën).

In het verleden moesten de vragen naar bestaande schulden geval per geval door de RVA worden bekeken. Nu stuurt de RVA de lijst met nieuwe aanvragen voor erkenning telkens naar de FOD Financiën. Die gaat na of de betrokken ondernemingen geen achterstallige belastingschulden hebben ( minstens 2.500 euro in 2012) waarvoor zij geen afbetalingsplan volgen. Voor de al erkende ondernemingen wordt diezelfde vraag maandelijks gesteld.

Deze geautomatiseerde gegevensstroom heeft dus positieve gevolgen op zowel fiscaal als sociaal vlak. Het aantal controles door de verschillende instanties kan worden verhoogd. Dit om af te dwingen dat de regelgeving wordt nageleefd en schulden sneller worden aangezuiverd. Dankzij de communicatie van relevante gegevens worden acties ook beter gecoördineerd en kunnen de instanties passende maatregelen nemen.

De uitwisseling geeft vooral de Algemene Administratie van de Inning en de Invordering de mogelijkheid om, als de voorwaarden voldaan zijn, over te gaan tot een uitvoerend beslag in handen van derden voor onbetwistbaar verschuldigde bedragen.

ICT: veiligheid is een prioriteit

In februari 2012 werd de FOD Financiën het slachtoffer van een nooit eerder geziene cyberaanval. Nadat het virus onschadelijk was gemaakt, heeft de Stafdienst ICT haar processen herwerkt en de beveiliging verbeterd in een digitale wereld die steeds onveiliger wordt.

De pc’s opschonen van op afstand, de gedeelde schijven blokkeren, programma’s herinstalleren, dagelijkse analyse van de situatie: dankzij al deze maatregelen werd de kwaadaardige software onschadelijk gemaakt. Maar ICT ging nog een stap verder en heeft sindsdien een hele reeks initiatieven gelanceerd.

Verscherpte beveiliging

Preventie en anticiperen, dat is het motto van de afdeling veiligheid van ICT, die instaat voor de IT-beveiliging van de FOD Financiën. Daarom leek de installatie van ‘lokale repositories’ (uitbreiding lokale middleware) noodzakelijk, hoewel geen enkele organisatie van deze omvang al zo’n repository had in Europa. In het verleden werden de updates in één punt gecentraliseerd, maar dat leidde tot overbelasting van het netwerk en het kostte meer tijd om ze uit te rollen naar alle machines (gemiddeld een week). Voortaan nemen de updates nog maar een uur in beslag, dankzij de toename van het aantal lokale bronnen. Het is niet moeilijk om zich de voordelen van een dergelijke installatie voor te stellen in het geval van een cyberaanval.

De afdeling veiligheid heeft ook de architectuur van de systemen aangepast. De herconfiguratie heeft deze omgeving veel veiliger gemaakt. Vervolgens werd een lijst opgesteld van alle uit te voeren taken in het geval van een cyberaanval. En tot slot, wordt er ook gewerkt aan de installatie van een proces voor het beheer van veiligheidsincidenten.

ICT is zich bewust van haar belangrijke rol in de organisatie en wil kwaliteitsdiensten leveren die voortdurend worden verbeterd. Helaas hebben cybercriminelen vaak één muisklik voorsprong en is momenteel geen enkele organisatie 100% veilig.

DDoS, phishing, virussen

Banken, bedrijven, Staten: de lijst van slachtoffers van cyberaanvallen neemt van jaar tot jaar toe. En ook het wapenarsenaal van de cybercriminelen breidt steeds uit.
Een DDoS-aanval, of Distributed Denial of Service (een server overspoelen met berichten tot hij blokkeert), phishing of e-mailfraude (internetoplichting) hebben respectievelijk Nederlandse banken en het sociale netwerk Facebook geteisterd. Hoe sterk ze ook is beveiligd, geen enkele organisatie kan momenteel beweren dat ze alle indringers of aanvallers kan afweren. Daarom behoren de opdrachten van de afdeling veiligheid tot de prioriteiten van ICT.
De gebruikers voor deze problematiek sensibiliseren is een noodzakelijke stap in dit proces. De aansluiting van een extern geïnfecteerd apparaat lag immers aan de basis van de aanval van 2012. In dat opzicht moeten de medewerkers van de FOD Financiën zich bovendien aan de Deontologische code van ICT houden. Veiligheid is de verantwoordelijkheid van iedereen!

Het geregistreerd kassasysteem in de horeca: de weg van de publiek-private dialoog

Maatschappelijk verantwoord ondernemen als overheidsdienst betekent ook oog hebben voor de mogelijke gevolgen van de uitoefening van de taken. Overbodige inspanningen bij zowel burgers als ondernemers vermijden en mogelijke nefaste gevolgen beperken, zijn daarbij essentieel. Een typisch voorbeeld hiervan is de invoering van een Geregistreerd Kassasysteem (GKS) in de horeca.

In 2009 sloot de horecasector met de regering een akkoord: btw-verlaging op ter plaatse verbruikte maaltijden naar 12%, in ruil voor samenwerking aan een effectievere fraudebestrijding in de sector. Het middel het GKS.
Een werkgroep binnen de Algemene Administratie van de Bijzondere Belastinginspectie van de FOD Financiën kreeg de opdracht het GKS te ontwerpen en in te voeren. Op 1 januari 2014 zal het systeem geleidelijk in de horecasector worden ingevoerd.

Yves Bruggeman en Jan De Loddere

Inspecteurs respectivelijke bij de BBI en de opsporingsdiensten van Fiscaliteit

De werkgroep heeft contact opgenomen met de beroeps- of koepelorganisaties van zowel de horecasector als de kassaproducenten.

Hoewel het GKS het gevolg is van een afspraak tussen de sector en de regering, roept het toch veel onrust en vragen op bij de 50.000 Belgische horecaondernemers. Hoe begint men aan zo’n opdracht?

We gingen op zoek naar een concept dat aan de eisen van alle betrokken partijen tegemoet kwam. Voor de overheid moest het een efficiënt middel zijn in de strijd tegen de fraude. Voor de horeca uitbaters stonden kostprijs en gebruiksvriendelijkheid centraal. Voor de kassaproducenten mocht het geen extreme meerkost in hun productie veroorzaken, want België is maar een kleine afzetmarkt. Evenmin mocht het producenten van de markt uitsluiten. Met die zaken in het achterhoofd heeft de werkgroep een systeem ontwikkeld dat het beste van de bestaande systemen in zich verenigt om aan al die behoeften te voldoen.
Om die behoeften te kennen, nam de werkgroep contact op met de beroeps- of koepelorganisaties van zowel de horecasector als de kassaproducenten.
Het concept werd met hen afgetoetst en aangepast tot een doordacht systeem op tafel lag.

De horecasector is enorm gediversifieerd. Hoe kunnen jullie er zeker van zijn dat aan de behoeften van iedereen werd voldaan?

Ja, dat was moeilijk. Door de enorme sectordiversiteit was het onmogelijk met álle belangenverenigingen rond de tafel te zitten.
Maar dat vangt de werkgroep op door naar de uitbaters op het terrein zelf toe te gaan. De werkgroep neemt deel aan informatiesessies en is aanwezig op vakbeurzen. Om ervoor te zorgen dat ook niet-leden van vakorganisaties worden bereikt werd een infoweb gelanceerd: een website waarop de werkgroep alle vragen verzamelt beantwoordt
De werkgroep zet die vragen en antwoorden online, zodat iedereen op wie de vraag betrekking heeft, het daar kan lezen. Aangezien het een officiële site is van de FOD Financiën, is men ook zeker van de correctheid van de informatie.

Hoe was de respons?

Zeer goed. Zo goed zelfs dat de site even on hold moest worden gezet, omdat de massa informatie niet meer overzichtelijk was. Dus heeft de werkgroep de site herwerkt in functie van overzichtelijkheid, maximale deelbaarheid via sociale media én een automatische informatiestroom die abonnees op de hoogte houdt van de wijzigingen.

Zou u de aanpak ook voor andere zaken aanbevelen?

Dit was een zeer positieve ervaring als het gaat over de invoer van nieuwe systemen. Het maakt de invoering veel gemakkelijker omdat veel praktische vragen al beantwoord zijn op de dag dat het systeem operationeel wordt. 
Het GKS draagt ook bij tot een juistere beeldvorming. Want het mag dan het gevolg zijn van een akkoord tussen de sector en de regering, zo ervaart men dat niet. Door de koepelorganisaties erbij te betrekken en kanalen in te zetten om iedereen te bereiken, wordt het duidelijk dat de invoering van het GKS niet ten koste van de betrokkenen gaat..
Omdat zij belast was met de invoering van het GKS, had de BBI wel controle over de manier waarover het systeem werd ingevoerd. Er werd resoluut gekozen voor een aanpak met alle betrokkenen.
 

Centraal contactpunt met de Dienst Voorafgaande Beslissingen in fiscale zaken

De Dienst Voorafgaande Beslissingen in fiscale zaken (DVB) is een autonome dienst belast met de toepassing van het veralgemeende stelsel van voorafgaande beslissingen. Dit werd eind 2002 door de wetgever ingevoerd om elke belastingplichtige de mogelijkheid te geven om van de FOD Financiën op voorhand een standpunt te verkrijgen omtrent de fiscale gevolgen van een verrichting of situatie die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad. Deze dienst maakt een jaarverslag op dat kan worden geraadpleegd op de site www.ruling.be.

Het centraal contactpunt met de DVB onderneemt de nodige stappen om een goede uitvoering te verzekeren van de samenwerkingsovereenkomst die werd gesloten tussen de Voorzitter van het Directiecomité en de DVB. Deze regelt het onderzoek en de mededeling van de aanvragen tot voorafgaande beslissingen, de vragen om advies en de genomen beslissingen, alsook de contacten tussen de DVB en de centrale en operationele diensten.

In 2012 heeft het centraal contactpunt met de DVB 548 aanvragen tot voorafgaande beslissingen ter behandeling ontvangen.

Inkomstenbelastingen - Nationaal

Bij de wet houdende fiscale en financiële bepalingen van 13 december 2012 werd voornamelijk de omvorming gerealiseerd van de aftrekbare bestedingen - met uitzondering van de aftrek voor onderhoudsuitkeringen - in belastingverminderingen, zoals is overeengekomen in het kader van het regeerakkoord. De nieuwe belastingverminderingen worden verleend tegen het tarief van 45% voor de uitgaven voor kinderoppas en voor giften en tegen het tarief van 30% voor andere uitgaven, en dit vanaf aanslagjaar 2013.

De programmawet van 29 maart 2012 voegt in artikel 36, § 2, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92) een definitie in van het begrip ‘cataloguswaarde’ die voor alle voertuigen kan worden gebruikt. Het gaat om de catalogusprijs van het voertuig in nieuwe staat bij particuliere verkoop, inclusief opties en werkelijk betaalde belasting over de toegevoegde waarde, zonder rekening te houden met enige korting, vermindering, rabat of restorno.

In het kader van het begrotingsakkoord voor het jaar 2013 brengt de programmawet van 27 december 2012, de ‘gewone’ aanslagvoet inzake roerende voorheffing voor het merendeel van de roerende inkomsten en de diverse inkomsten van roerende aard die momenteel al aan die voorheffing zijn onderworpen, op 25% vanaf 1 januari 2013. Bovendien zal die voorheffing opnieuw bevrijdend zijn voor alle interesten en dividenden die worden betaald of toegekend vanaf die datum. De bijkomende heffing van 4% op roerende inkomsten die werd ingevoerd door artikel 174/1, WIB 92, wordt eveneens afgeschaft vanaf 1 januari 2013. Ook werden de bepalingen ingetrokken in verband met de verplichting om informatie te verstrekken aan een centraal aanspreekpunt uit hoofde van de schuldenaars van de voormelde heffing wanneer die heffing niet aan de bron werd ingehouden alsook de bepalingen in verband met de oprichting en de werking van dat centraal aanspreekpunt. Ten slotte werd artikel 313 WIB 92 gewijzigd voor het jaar 2012 om het bevrijdend karakter van de roerende voorheffing uit te breiden tot de dividenden en interesten die belastbaar zijn tegen 21% en aan 25% onder bepaalde voorwaarden en zonder voorwaarden tot de liquidatieboni en de Leterme-Staatsbons.

Het KB van 6 juni 2012 tot wijziging van het KB/WIB 92 op het stuk van de bedrijfsvoorheffing wijzigt het tarief van de bedrijfsvoorheffing op de wettelijke en extra-wettelijke uitkeringen die worden betaald of toegekend aan tijdelijk werklozen zoals bedoeld in artikel 27, 2°, van het KB van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering.

Het KB van 11 december 2012 tot wijziging van het KB/WIB 92 op het stuk van de bedrijfsvoorheffing wijzigt volledig bijlage III bij het KB/WIB 92.

Een aantal bepalingen werd uitgewerkt in uitvoering van de ambitieuze begrotingsdoelstellingen van de regering. In de programmawet van 29 maart 2012 werd zo de vrijstelling van meerwaarden op aandelen beperkt tot de gerealiseerde meerwaarden op aandelen die ten minste één jaar behouden zijn. In het kader van de daaropvolgende begrotingsronde werd ook de mogelijkheid tot aftrek voor risicokapitaal verder beperkt. Zo schafte de wet van 13 december 2012 houdende fiscale en financiële bepalingen de mogelijkheid af tot overdracht van deze aftrek tussen verschillende boekjaren.

Naast de uitvoering van de begrotingsmaatregelen werd een aantal maatregelen uitgewerkt die tot doel hadden om misbruikconstructies tegen te gaan. Een in het oog springend voorbeeld is de zogenaamde thin cap maatregel, die tot doel heeft om onderkapitalisatie van vennootschappen in bepaalde gevallen aan te pakken. Om het niet onmogelijk te maken dat grote groepen kunnen functioneren, werd deze maatregel in de programmawet van 22 juni 2012 verder verfijnd voor vennootschappen waarvan de activiteit zelf bestaat uit het beheer van dagelijkse thesaurieverrichtingen

Inkomstenbelastingen - Internationaal

Inwerkingtreding van het Protocol tot wijziging van de Overeenkomst met het Verenigd Koninkrijk

Op 24 juni 2009 werd een Protocol ondertekend tot wijziging van de Overeenkomst tot het voorkomen van dubbele belasting van 1 juni 1987 met het Verenigd Koninkrijk. Het werd op 7 juli 2011 goedgekeurd door het federale parlement. Aangezien het evenwel ging om een gemengd verdrag, moest het ook door de gemeenschaps- en gewestelijke parlementen worden goedgekeurd. Dit Protocol is op 24 december 2012 in werking getreden (BS van 28 december 2012).

Het Protocol breidt uitdrukkelijk de werkingssfeer van de administratieve bijstand uit tussen de Belgische en de Britse belastingadministratie tot de uitwisseling van bankinlichtingen, en dit in overeenstemming met de internationale standaard ter zake.

Verschillende andere bepalingen van de Overeenkomst worden gewijzigd, met name:

  • het tarief van de bronheffing op interest wordt verminderd van 15% tot 10% en er is voorzien in vrijstellingen, inzonderheid voor interest van leningen of kredieten tussen ondernemingen
  • de privépensioenen worden uitsluitend belastbaar in de staat waaruit zij afkomstig zijn (het stelsel waarin de Overeenkomst voorziet -exclusieve belastingheffing in de woonstaat- blijft evenwel van toepassing op belastingplichtigen die vóór de uitwerking van het Protocol met pensioen gingen)
  • het Protocol stelt de belastingplichtigen in staat om een beroep te doen op een onafhankelijke arbitrage wanneer de Belgische en Britse bevoegde autoriteiten er niet in slagen om binnen een termijn van twee jaar hun geval te regelen in het kader van een regeling voor onderling overleg

Het Protocol regelt daarnaast sommige problemen die voortvloeien uit de toepassing van de bepalingen van de Overeenkomst. Bijvoorbeeld de beloningen ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een schip of luchtvaartuig (of van een weg- of spoorvoertuig) zijn voortaan uitsluitend belastbaar in de woonstaat van de loontrekker om dubbele vrijstelling te voorkomen die het gevolg zou kunnen zijn van de gezamenlijke toepassing van de bepalingen van de Overeenkomst en van de Britse wetgeving.

Mondiaal forum inzake transparantie en uitwisseling van informatie met betrekking tot belastingaangelegenheden

Het mondiaal forum is belast met het onderzoek door gelijken (peers) van de toepassing van de internationale standaard inzake internationale uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot belastingaangelegenheden (Peer Review).

De standaard voorziet in de uitwisseling van inlichtingen die naar verwachting relevant zullen zijn voor de tenuitvoerlegging en de toepassing van de nationale belastingwetgeving. Het hengelen naar inlichtingen is niet toegestaan, maar alle inlichtingen die naar verwachting relevant zullen zijn, moeten worden verstrekt, met inbegrip van bankinlichtingen.

Het onderzoek door gelijken verloopt in twee fases. Het onderzoek van fase 1 evalueert het wettelijk en reglementair kader van de rechtsgebieden inzake transparantie en uitwisseling van inlichtingen, en het onderzoek van fase 2 is gefocust op de praktische uitwerking van dat kader.

Wat België betreft, heeft het onderzoek van fase 2 plaatsgehad in de loop van 2012 tot begin 2013. Deze evaluatie heeft betrekking op de beschikbaarheid van de relevante inlichtingen, de mogelijkheid van de bevoegde autoriteit om toegang te hebben tot die inlichtingen, en de mogelijkheid om die inlichtingen efficiënt uit te wisselen met de partnerlanden.

België was een van de eerste landen waarbij voor fase 2 een onderzoek werd verricht afzonderlijk van het onderzoek van fase 1. België was hier dus eigenlijk een ‘proefkonijn’. Het onderzoek had ook betrekking op domeinen die niet behoren tot de bevoegdheid van de FOD Financiën, zoals het vennootschapsrecht, de economische en financiële wetgeving, de reglementering inzake het bestrijden van witwaspraktijken enz. Het was dus noodzakelijk dat verschillende andere FOD’s, overheidsinstellingen en beroepsverenigingen actief meewerkten. De dienst BEO-AFZ heeft het hele proces voorbereid en gecoördineerd. Verschillende diensten van de Algemene Administratie van de Fiscaliteit, van de Bijzondere Belastinginspectie, verschillende diensten van de FOD Economie (met inbegrip van de Kruispuntbank van Ondernemingen), de FOD Justitie, het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten, de Cel voor Financiële Informatieverwerking, de Nationale Bank van België, de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA), de Nationale Kamer van Notarissen, de orde van Franstalige en Duitstalige balies en een griffie van de Rechtbank van Koophandel hebben meegewerkt aan het evaluatieproces.

Het onderzoek vond plaats in een geest van wederzijds begrip en samenwerking. Geoordeeld werd dat de beschikbaarheid en de toegankelijkheid van de relevante inlichtingen overeenstemmen met de internationale standaard, ook wat de bankgegevens betreft sinds de inwerkingtreding van de wet van 14 april 2011. Er werden slechts drie aanbevelingen geformuleerd voor België:

  • ervoor zorgen dat alle ondertekende verdragen snel bekrachtigd worden
  • zijn netwerk van uitwisseling van inlichtingen blijven uitbreiden in overeenstemming met de standaard en dit met alle pertinente partners;
  • antwoorden op vragen om inlichtingen binnen een periode van 90 dagen volgend op de ontvangst van de vraag

België heeft zich ertoe verbonden om rekening te houden met die aanbevelingen.

Informatie omtrent de werkzaamheden van het mondiaal forum inzake transparantie en uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot belastingaangelegenheden bevindt zich op de website www.oecd.org/tax/transparency. De verslagen van de geëvalueerde landen kunnen worden ingekeken op de site www.eoi-tax.org.

Europese Unie

De groep ‘gedragscode’ werd opgericht om schadelijke fiscale maatregelen binnen de Unie te bevriezen en af te schaffen. Deze groep richt zich op de fiscale maatregelen die een merkbare invloed hebben, of kunnen hebben, op de localisatie van de economische werkzaamheden binnen de Unie. De groep heeft het onderzoek voortgezet van nieuwe fiscale maatregelen, van gewijzigde maatregelen of van vervangende maatregelen die werden voorgesteld door de lidstaten en de afhankelijke of verbonden gebieden. In 2012 werd het stelsel van de vennootschapsbelasting van Guernsey (Zero-Ten Corporate Tax Regime) en van Gibraltar (Income Tax Act 2010) als schadelijk beoordeeld en het schadelijk aspect daarvan werd verwijderd.

Volgend op besprekingen die met Liechtenstein werden aangevat om de principes van de gedragscode op dat land toe te passen, heeft Liechtenstein het schadelijk karakter van zijn fiscale maatregelen in 2012 ongedaan gemaakt. Gelijkaardige besprekingen die met Zwitserland werden gestart, vorderen langzamer.

De groep ‘gedragscode’ coördineert eveneens de fiscaliteit van de lidstaten met het doel een einde te maken aan ongelijkheden zoals de winstdelende leningen (profit participating loans,waarvoor een wijziging van de moeder-dochter richtlijn nodig is, die is gepland voor 2013), sommige hybride constructies (hybride entiteiten en hybride vaste inrichtingen) en anti-misbruikmaatregelen voor dividenden die in de EU binnenkomen. Ook over de spontane uitwisseling van inlichtingen in het geval van ‘Advance Pricing Agreements’ of van grensoverschrijdende rulings wordt hartig gediscussieerd door de groep, in samenwerking met het Joint Transfer Pricing forum en het CACT (Comité voor de administratieve samenwerking met betrekking tot belastingaangelegenheden).

Het Hof van Justitie van de Europese Unie (HJEU) spreekt zich steeds vaker uit over de verenigbaarheid van de fiscale wetgeving van de lidstaten inzake directe belastingen met het gemeenschapsrecht.

In 2012 heeft het HJEU ongeveer 25 interpretatieve arresten geveld met betrekking tot zeer verschillende domeinen, zoals rechtsmisbruik, de belastingheffing van pensioenen van niet-inwoners, dividenden die worden betaald aan buitenlandse beleggingsfondsen of pensioenfondsen, grensarbeiders, anti-misbruikmaatregelen zoals artikel 54 van het WIB92, de belastingheffing van de Europese ambtenaren, de belastingheffing naar aanleiding van een zetelverplaatsing, de moeder-dochter richtlijn en de fusierichtlijn, de roerende voorheffing op dividenden die betaald worden aan moedermaatschappijen die niet-inwoner zijn, de aftrek van verliezen van vaste inrichtingen en het voorkomen van dubbele belasting van de roerende inkomsten die werden verkregen door natuurlijke personen die inwoner zijn.

Bovendien worden de coördinatie verzekerd van de antwoorden aan de Commissie bij overtredingsprocedures, van de omzetting van de richtlijnen van de Raad van de EU en van het in overeenstemming brengen van de Belgische belastingwetgeving met het Europees recht, hoofdzakelijk ten gevolge van arresten van het HJEU die ter zake werden geveld.