Aanpassing van de Zilverfonds-wet

Gedurende zijn eerste werkingsjaren werd het Zilverfonds voornamelijk gespijsd met de opbrengst van niet-fiscale ontvangsten. Op deze wijze werd aan het Fonds van bij de start een significant volume en visibiliteit gegeven. Het is evenwel steeds de bedoeling geweest om het Zilverfonds in de eerste plaats met begrotingsoverschotten te voeden.

Door een wetswijziging1 eind 2005 werd de meer structurele financiering van het Zilverfonds in de wet vastgelegd. Er werd voorzien dat voor het begrotingsjaar 2007 principieel aan het Zilverfonds een bedrag zou toegewezen worden dat gelijk is aan 0,3 procent van het bruto binnenlands product en dat voor de daaropvolgende jaren, tot 2012, dit percentage met telkens 0,2 procent van het bruto binnenlands product zou opgetrokken worden. De toewijzingen voor de daaropvolgende begrotingsjaren zullen worden bepaald door de Koning, bij een in de Ministerraad overlegd koninklijk besluit.

De wetswijziging bepaalde evenwel dat het effectief aan het Zilverfonds toegewezen jaarlijks bedrag gelijk zou zijn aan het gerealiseerde begrotingssurplus in het betrokken begrotingsjaar, waardoor het Zilverfonds in de praktijk tot op heden niet met begrotingsoverschotten kon gevoed worden.

Daarnaast voorzag de wetswijziging de mogelijkheid om de opbrengst van maatregelen die de overheidsschuld verminderen, maar geen weerslag hebben op het vorderingensaldo, aan het Zilverfonds toe te kennen. Het bedrag werd evenwel beperkt tot jaarlijks 250 miljoen euro voor de periode 2007-2010 en 500 miljoen euro voor de daaropvolgende jaren. Van deze mogelijkheid werd in de periode 2007-2012 evenwel geen gebruik gemaakt.

1 Wet van 20 december 2005 tot wijziging van de wet van 5 september 2001 tot waarborging van een voortdurende vermindering van de overheidsschuld en tot oprichting van een Zilverfonds (Belgisch Staatsblad van 14 maart 2006). De wijzigingen werden opgenomen in bijlage 1.